De Erbarmer en de meest Barmhartige zijn twee belangrijke namen uit de lijst met de schone Namen van Allah. Die namen komen het meest voor in Koran en het zijn ook de eerste namen die de lezer tegenkomt wanneer hij het Boek openslaat. Dat wijst ons nadrukkelijk op het belang van de barmhartigheid in de islam.
De beide namen komen ook voor in de basmala. De basmala is het opzeggen van het getuigenis “In de naam van Allah, de Erbarmer, de meest Barmhartige”. Dat is tegelijkertijd het vers dat vóór elk hoofdstuk in de Koran staat. De profeet Muhammad (vzmh) zei: ‘’Elke daad die niet begint in de naam van Allah is incompleet.’’ Imam al-Nawawi geeft aan dat dit een goede Hadith is.[1] Als een gelovige wil dat zijn daad gezegend wordt, moet hij of zij de daad in Allahs naam beginnen. Wanneer iemand een handeling opent in de naam van Allah, de Erbarmer, de meest Barmhartige, is het bijna ondenkbaar dat hij of zij een kwade zaak zou doen in naam van de islam. Hoe kan men een kwade zaak doen in de naam van de meest Barmhartige, dat zou natuurlijk tegenstrijdig zijn.
Al-Rahmān en al-Rahīm lijken heel erg op elkaar maar toch zijn er verschillende betekenissen. Al-Rahmān omvat iedereen, moslims en niet-moslims; maar al-Rahīm behelst enkel de barmhartigheid van God voor de moslims.[2] Daarnaast handelt al-Rahmān over de barmhartigheid van God in de wereld en het hiernamaals, al-Rahīm betreft enkel Zijn barmhartigheid in het hiernamaals.[3] Dat zijn nog maar enkele kwesties. Fakhr al-Dīn al-Rāzī zei erover: ‘’Het is mogelijk om 10.000 casussen uit hoofdstuk al-Fātiha te halen.’’[4] Ibn ‘Arafa legt uit waarom de naam ‘de Barmhartige’ wordt genoemd na de beschrijving van Allah als de Heer der werelden. Hij geeft aan dat Allah aan de mensen vele gunsten verleent, dat we Hem daarom prijzen en dat daarom alle lof voor Hem is. Hij herinnert de mensen eraan dat Hij alle gunsten geeft vanuit Zijn barmhartigheid. Zonder barmhartigheid had de mensheid Zijn gunsten niet ontvangen.[5] De sjiitische exegeet al-Tūsī geeft aan dat het wederom vermelden van Gods namen al-Rahmān en al-Rahīm als functie heeft om het doorslaggevend belang ervan aan te duiden.[6] Al-Kāshānī haalt een overlevering aan[7] die ook vaak in de soennitische traditie terug te vinden is, zoals in de Sahih Muslim, dat de profeet Muhammad (vzmh) verteld heeft: ‘’Allah heeft 100 keer barmhartigheid en hiervan heeft Hij er slechts één gestuurd naar de wereld. Die ene barmhartigheid heeft hij gedeeld met zijn dienaren en hiermee zijn zij barmhartig voor elkaar. De overige 99 delen heeft Hij voor Zichzelf gehouden en hiermee is Hij barmhartig voor Zijn dienaren op de dag des oordeels.’’ Dat laat natuurlijk zien hoe groot Allahs barmhartigheid zal zijn op de laatste dag. Het woord ‘baarmoeder’ komt in het Arabisch van dezelfde woordstam als ‘barmhartigheid’ en dat verklaart zich natuurlijk door de barmhartigheid van de moeder voor het kind dat ze draagt, zoals al-Zamakhshari aangeeft.[8]
Rahman of barmhartig-zijn, betekent dat iemand een zacht hart heeft. Wie zich afvraagt: “Hoe kan dat nu voor Allah?”, krijgt een antwoord van Al-Zamakhshari. Dat is enkel beeldspraak voor de gunsten die Allah Zijn dienaren schenkt.[9]
[1] Muhyī al-Dīn, al-Nawawī, al-Adhkār. Beiroet, Dār al-Fikr, 1994, d. 1, p. 112.
[2] Muhammad, al-Tabarī, Jamī’ al-Bayān fī Ta’wīl al-Qur’ān. Beiroet, Mu’assastu al-Risāla 2000, d .1 p. 127
[3] Ibn Kathīr, Isma’īl. Tafsīr al-Qur’ān al-‘Adhīm. Riyad, 1999, d. 1, p. 120.
[4] ‘Abdullāh Sirājuddīn, Hawlā Tafsīr Sūrat al-Fātiha. Halab, Maktabat Dār al-Fallāh, 2000, p. 5.
[5] Muhammad, ibn ‘Arafa, Tafsīr al-Imam ibn ‘Arafa. Tunis, Markaz al-Buhuth al-Zaytuniyya, 1986, d. 1, p. 98.
[6] وإنما أعاد الرحمن والرحيم للمبالغة
[7] وروى في المشكاة أورده في المجمع عن النبيّ صلى الله عليه وآله ” أن لله عزّ وجلّ مائة رحمة أنزل منها واحدة إلى الأرض فقسمها بين خلقه فبها يتعاطفون ويتراحمون وأخر تسعاً وتسعين لنفسه يرحم بها عباده يوم القيامة “.
[8] Mahmūd, al-Zamakhshari, al-Kashshāf ‘an Haqā’iq Ghawāmid al-Qur’ān. Beiroet, Dār al-Kitāb al-‘Arabī, 1986, d. 1, p. 8.
[9] Mahmūd, al-Zamakhshari, al-Kashshāf ‘an Haqā’iq Ghawāmid al-Qur’ān. Beiroet, Dār al-Kitāb al-‘Arabī, 1986, d. 1, p. 8.
Ismāʿīl Ḥaqqī al-Brūsawī (1653 – 1725)
بين أن رب العالمين هو الرحمن الذي يرزقهم في الدنيا الرحيم الذي يغفر لهم فى العقبى
Allah is « de Meest Genadevolle » (al-Raḥmān), de God die alle bestaansmiddelen geeft aan Zijn schepselen, maar ook de Meest Barmhartige (al-Raḥīm), omdat Hij Zijn dienaren vergiffenis schenkt. In het vers daarvóór vermeldt Allah de lofprijzing[1], want de barmhartigheid is de oorzaak van de lof. Het eerste menselijke wezen dat Allah loofde was Adam. Hij niesde en zei: « Lof aan Allah! ». Hij kreeg meteen als antwoord [2]: « Jouw heer heeft je barmhartigheid getoond en heeft je daarom geschapen. »
De schepping maakte zo kennis met de lofprijzing en begreep dat ze leidt naar Allahs barmhartigheid. (rūḥ al-bayān fī tafsīr al-qurʾān, B. 1, p. 14)
Nāṣir Mukārim al-Šayrāzī (geboren in 1926)
صفة (الرحمن) تشير إلى الرحمة الإلهية العامة تعم المخلوقات […] وصفة (الرحيم) إشارة إلى رحمته الخاصة بعباده الصالحين
De naam[3] « Raḥmān» gaat terug op Allahs algemene barmhartigheid, een goddelijke eigenschap of attribuut. Alle schepselen, goed of slecht, worden geraakt door dit mededogen. De naam « Raḥīm» verwijst op zijn beurt naar de specifieke barmhartigheid van Allah die hij voor zijn trouwe dienaren reserveert. Bovendien dragen sommige gezondenen van Allah ook de eigenschap raḥīm in de Koran. Dat is niet het geval voor de algemene barmhartigheid die enkel aan Allah is toegeschreven. We lezen inderdaad in vers 128 van soera het berouw (al-Tawba) :
(لَقَدْ جَاءَكُمْ رَسُولٌ مِّنْ أَنفُسِكُمْ عَزِيزٌ عَلَيْهِ مَا عَنِتُّمْ حَرِيصٌ عَلَيْكُم بِالْمُؤْمِنِينَ رَءُوفٌ رَّحِيمٌ)
« Tot jullie is een gezant uit jullie eigen midden gekomen. Iemand die het zwaar valt als jullie het moeilijk hebben, die met jullie begaan is, en jegens de gelovigen vol mededogen en barmhartig. »[4]
Aan te stippen is dat de ijverige gelovigen deze beide namen in hun dagelijkse gebeden 30 keer herhalen[5]. Ze omschrijven Allah op die manier vanuit zijn barmhartigheid op een dubbele manier, algemeen en specifiek, en dat dus 60 keer. (al-amṯal fī tafsīr kitāb Allāh al-munazzal, B. 1, Page 27, 35)
Wahba al-Zuḥaylī (1932 – 2015)
فهذه الصفات تقتضينا أن نخص الله بالعبادة […] لإنه المستحق لكل تعظيم والمستقل بإيجاد النفع ودفع الضر
Allah heeft ons geleerd dat de basmala[6] onze handelingen en woorden moet voorafgaan. Aan Allah komt alle lof toe, want Hij is heer en meester van de werelden en van de schepselen. Hij heeft ze geschapen en onderricht en heeft zich ontfermt over hen. Hij is de drager van alle barmhartigheid, meester van de dag van de vergelding wanneer Hij rechtvaardig zal oordelen. Hij zal aan de goeden hun beloning geven en aan de slechten hun straf. Daarom is het aan ons, om onze verering en smeekbeden enkel te richten tot Hem. Hij is het door wie alle grootse dingen ontstaan. Hij laat het goede gebeuren en beschermt ons tegen het kwaad. (al-tafsīr al-munīr, B. 1, p. 62)
[1] De opening (al-Fātiḥa), Soera 1 Vers 2 : « Lof zij God, de Heer van de wereldbewoners. »
[2] De engelen.
[3] Al-Šayrāzī gebruikt de term « attribuut » hoewel al-Raḥmān en al-Raḥīm weldegelijk namen zijn die verwijzen naar het attribuut van de barmhartigheid. We vinden ze trouwens terug op de eerste plaats in de lijst van de 99 namen van Allah. We gebruiken daarom de term « naam » die meer adequaat is.
[4] Het berouw (al-Tawba), Soera 9 Vers 128.
[5] Voor de eenvoudige reden dat soera de opening moet worden gereciteerd bij het begin van elk gedeelte of « rakʿa » van het gebed en dat de « basmala » (zie noot n° 7) altijd gereciteerd wordt vóór deze soera. Een gebed bestaat uit twee, drie of vier delen, afhankelijk van het moment van de dag. Het exacte aantal is eigenlijk 34.
[6] De introductieformule « Bi-ism Allah al-Raḥmān al-Raḥīm », die betekent « In de naam van Allah, de meest barmhartige genadevolle ».
Loof de HEER, want Hij is goed – eeuwig duurt zijn trouw – | de Heer is immers liefdevol en barmhartig | De Erbarmer, de Meest Barmhartige. |
הודו ליהוה כי טוב כי לעולם חסדו | εἴδετε ὅτι πολύσπλαγχνόςἐστιν ὁ Κύριος καὶ οἰκτίρμων | الرَّحْمَـنِ الرَّحِيمِ |
ṭōwḇ Yahweh lakkōl ‘alwəraḥămāw ‘al- kāl- ma‘ăśāw. | Eidete hoti polysplanchnos estin ho Kyrios kai oiktirmōn | ar-raḥmāni r-raḥīmi |
Psalm 136:1 | Jakobus 5:11 | Quran 1:2 |